Waar zijn homeopathische geneesmiddelen van gemaakt?
In principe kan elke stof worden gebruikt als basis voor een homeopathisch middel. Het grootste deel, ongeveer tachtig procent van alle homeopathische middelen, is bereid uit plantaardig materiaal. Een kleiner deel is afkomstig uit dierlijk materiaal. Eén van de bekendste homeopathische middelen, Sepia, is bijvoorbeeld bereid uit de ’inkt’ van de inktvis. Ook zijn er homeopathische middelen die hun oorsprong vinden in het mineralenrijk, zoals calcium, zwavel, fosfor en magnesium. Daarnaast zijn er nog de nosodes, gemaakt van ziekteproducten van mens of dier of van een ziekteverwekker.
Hoe worden homeopathische middelen gemaakt?
Men begint de bereiding van homeopathische middelen door de gewenste stoffen, zoals bijv. kamille, oplosbaar te maken. Dit kan o.a. door een aftreksel van een plant te maken door deze in alcohol te leggen of door het sap ervan uit te persen. Andere stoffen, bijvoorbeeld metalen, zijn moeilijk in water oplosbaar en moeten eerst worden fijngewreven voor ze bruikbaar zijn.
De volgende stap in het proces bestaat uit een afwisseling van verdunnen en schudden. Er zijn hierin drie belangrijke wijzen van bereiding te onderscheiden, die leiden tot drie verschillende soorten geneesmiddelen met een eigen code.
Dit kunt u zien wanneer u bij de drogist een potje of flesje met een homeopathisch middel koopt, dan staat daar een naam op met daarachter die code. U ziet bijvoorbeeld staan: Chamomilla D3, China D6, Apis D12, enzovoort. Een klassiek homeopaat kan middelen voorschrijven met codes als Chamomilla C30, Arnica C200 of Calcarea Carbonica LM2. De Latijnse naam vertelt van welke stof men is uitgegaan. Zo betekent Chamomilla dat het geneesmiddel van kamille is gemaakt.
De lettercijfercombinatie achter de Latijnse naam zegt iets over de manier waarop het middel is bereid, namelijk over het aantal keren dat er verdund en geschud is. De verschillende bereidingsmethoden zijn:
- D‑potenties
- C‑potenties en M-potenties
- LM‑potenties
Bij D‑potenties (D = decimaal = 10), verdunt men steeds tien maal. Men gaat uit van de oorspronkelijke stof, de zogenaamde oerstof of oertinctuur (aangeduid als Ø). Daarvan neemt men één deel en verdunt dit met negen delen alcohol of water. Vervolgens schudt men de oplossing twee keer, waarna de eerste potentie is gemaakt (een oplossing van 1:10). Van deze D1 neemt men weer een deel, verdunt dit met negen delen alcohol of water, schudt twee keer, en dan heeft men D2 (een oplossing van 1:100). Zo gaat men door tot aan D30 en D200 toe. De D-potenties worden niet vaak voorgeschreven door een klassiek homeopaat, maar meestal op eigen initiatief door de patiënt gekocht bij de apotheek.
De bereiding van C‑potenties (C = centimaal = 100) is vergelijkbaar, met dit verschil dat men in plaats van tien keer, honderd keer verdunt. Bij één deel van de oertinctuur doet men dus 99 delen alcohol of water, schudt twee keer en men heeft C1 (oplossing 1:100). Hiervan neemt men weer één deel met 99 delen alcohol of water, schudt twee keer en men heeft C2 (oplossing 1:10.000). De meest gebruikte C-potenties zijn C30, C200, C1000 (ook wel M genoemd), 10M en 50M.
De bereiding van LM/Q‑potenties (LM/Q staat voor 50.000) is anders dan die van de D‑ en C‑potenties. Eerst wordt hiervoor een C3‑potentie gemaakt (1:1.000.000). Daarna wordt een verdunning gemaakt van 1 op 500 delen alcohol. Hiervan wordt weer 1 deel genomen en vermengd met 100 delen alcohol. De 50.000 ontstaat hiermee in 2 stappen. De verkregen oplossing wordt 100 keer geschud en geeft een LM1/Q1. De LM2/Q2 wordt weer verkregen door de globulus (zie verder) LM1/Q1 in 100 druppels alcohol op de lossen en dit 100 maal te geschudden, zo worden de daaropvolgende potentiesoorten steeds verder verkregen.
Voor alle potenties geldt, dat de gemaakte verdunning tenslotte wordt uitgegoten over zogenaamde globuli: suikerkorrels die gemaakt zijn op basis van saccharose, biet- of rietsuiker. Nadat deze zijn bevochtigd met de betreffende potentie, worden ze gedroogd zodat ze makkelijk houdbaar en doseerbaar zijn.